SPELLING WP1

Het mysterieuze eiland

Op een dag ontdekte Emma een geheimzinnig eiland midden in de oceaan. Het leek wel alsof het elk moment kon verdwijnen in de mist. Toen ze dichterbij kwam, hoorde ze een vreemd lawaaI uit de jungle komen. Ze voelde een rilling over haar schouder en keek voorzichtig om zich heen.

Plots zag ze een grote vogel met scherpe klauwen boven haar cirkelen. "Wat als ik zijn prooi word?" dacht ze angstig. Snel zocht ze beschutting in de schaduw van een oude boom. Ze hoorde iemand schreeuwen in de verte. Een jongen zwaaide naar haar: "Kom snel! We moeten een hut bouwen voor de nacht."

Samen werkten ze hard. De jongen duwt grote takken op hun plaats, terwijl Emma touwen knoopt. "We hebben niet veel tijd," zegt hij, "het is al augustus, en de stormen kunnen hier hevig zijn."

Net als ze klaar zijn, lezen ze het nieuws in een oud dagboek dat ze op het eiland vonden. "Volgens deze aantekeningen is hier ooit een schip vergaan," fluistert Emma. "Misschien is dat hoe wij hier ook zijn gekomen!"

De jongen, die Sam heet, knikt. "We moeten een manier vinden om hier weg te komen. We kunnen niet voor altijd op dit eiland blijven."

Plotseling horen ze een stem. Een klein meisje stapt uit de struiken. "Ik ben Mia," zegt ze zacht. "Ik ben hier al weken. Kunnen jullie mij helpen ontsnappen?"

Emma en Sam beloven haar te helpen. Maar eerst moeten ze eten vinden. "We kunnen vissen of reizen naar de andere kant van het eiland," stelt Sam voor. Mia zucht: "Dat wordt een hele moeite, maar het is onze enige kans."

Dan horen ze ineens iemand boos snauwen. "Wie durft hier mijn eiland binnen te dringen?" Voor hen staat een groot, sterk vrouwtje, met wilde haren en een strenge blik.

Wat zal er nu gebeuren?

Inhoudelijke vragen

1. Waar speelt het verhaal zich af?
2. Waarom moeten Emma en Sam een hut bouwen?
3. Hoe komen Emma en Sam achter het geheim van het eiland?
4. Wie ontmoeten ze op het eiland?
5. Wat is het probleem aan het einde van het verhaal?

Quiz: Raad het woord!

1. Ik ben een stukje land omringd door water. Wat ben ik? 
2. Ik help roofdieren om een prooi te vangen. Wat ben ik?
3. Mensen horen mij op de radio of lezen mij in de krant. Wat ben ik? 
4. Ik ben de warme maand na juli. Welke maand ben ik? 
5. Als je hard roept, doe je dit. Wat doe je? 
6. Ik ben er alleen als er licht is, maar zelf geef ik geen licht. Ik volg je overal, maar je kunt me niet vastpakken. Wat ben ik?
7. Als je op vakantie gaat, doe je dit. Wat doe je? 
8. Ik ben het tegenovergestelde van een mannetje. Wat ben ik?